Architectuur, geluk en gezondheid

Goedenavond dames en heren,

Allereerst welkom allemaal in ons mooie vernieuwde pand, geweldig om u allemaal te treffen. En een speciaal welkom voor de spreker van vanavond, Minister Schulz van Haegen.

Maar voor we naar de minister gaan luisteren mag ik het even met u hebben over architectuur, geluk en gezondheid. U hebt het misschien wel gezien, dat nieuwsbericht dat in december in de media kwam over hoe een mooie leefomgeving de gezondheid en het geluksgevoel van mensen beïnvloedt. In het artikeltje op nu.nl viel onder andere te lezen: ‘de plekken waar mensen aangaven de stad mooi te vinden, scoorden beter op de gezondheidskaart’. De University of Warwick had daar onderzoek naar gedaan, ze hadden big data, zoals dat heet, met elkaar vergeleken. Nu moet u weten dat ik een tijdje aan de University of Warwick heb gestudeerd. Dus ik werd heel vrolijk van dit berichtje: het koppelde mijn studietijd rechtstreeks aan mijn huidige baan hier bij MOOI Noord-Holland. Het kwam ook zo goed uit, vlak voordat wij onze naam definitief zouden veranderen van WZNH naar MOOI Noord-Holland. Het onderzoek laat weer eens zien dat schoonheid en kwaliteit van grote betekenis zijn in ons dagelijks leven.

Dat onderzoek was in Engeland uitgevoerd. Hier in Nederland weten we natuurlijk al jaren dat wij ons land als maatschappijkunstwerk zorgvuldig hebben geconstrueerd. Toeristen komen van heinde en verre om het resultaat daarvan te bewonderen. Onze landschappen, steden en dorpen, onze waterbouwkundige werken, gebouwen en straten worden hogelijk gewaardeerd. We mogen daar trots op zijn.

Het heeft een omgeving opgeleverd die barst van de cultuurhistorische waarden en betekenis, maar die tegelijk tamelijk goed in staat is gebleken nieuwe functies te accommoderen en transities in functie en vormgeving te ondergaan. In de forten van de Stelling van Amsterdam zie je bijvoorbeeld meer en meer verrassende functies verschijnen, van welness resort tot atelierruimte of horeca.

Maar dat maatschappijkunstwerk is ook kwetsbaar als men denkt dat de kwaliteit een vanzelfsprekend bijproduct is van economische ontwikkeling. Het bevorderen van de aandacht voor de kwaliteit van onze omgeving is belangrijk; dat is het altijd geweest. De manier waarop dit gebeurt is afhankelijk van tijdgeest en plaats.

Het bevorderen van een hoge kwaliteit van onze leefomgeving is een doel van onze stichting MOOI Noord-Holland, dat is waar wij de hele dag voor werken. Nu we honderd jaar bestaan is het wellicht ook goed even stil te staan bij hoe het is begonnen en hoe we ons sindsdien hebben ontwikkeld.

De oprichting van onze stichting is een direct gevolg van de watersnood van 1916 die dit jaar ook uitgebreid herdacht wordt. De schade na die watersnood was groot, daarna moesten de puinhopen opgeruimd worden. Dat kunt u zien op de fantastische foto’s die in en om ons pand tentoongesteld worden.

Na de watersnood was er een aantal architecten die zich grote zorgen maakte over de manier waarop die wederopbouw van de verwoeste huizen plaatsvond. Kwaliteit was niet echt een prioriteit bij die wederopbouw. Architect Leliman schreef: ‘Die kleine, stuk voor stuk beschouwd vaak bescheiden, ja onaanzienlijke huizen bezitten echter tezamen en in hun verband tot het landschap wel degelijk beteekenis voor de schoonheid des lands. Het zou onvergeeflijk zijn, indien men toeliet, dat die oude bekenden werden vervangen door bouwsels, waarvan men het oog met afschuw afwendde.’ Leliman riep op te waken over de schoonheid des lands.

Zijn pleidooi vond gehoor in bredere kring. Een commissie van wijze heren werd opgericht die hun advies aanboden bij de wederopbouw in de overstroomde delen van Noord-Holland en dat is het begin geweest van wat later WZNH zou worden en wat nu sinds 1 januari MOOI Noord-Holland heet. Daarmee was het de eerste regionaal opererende adviescommissie in Nederland; later zouden er veel meer komen, ook in grotere steden. De geschiedenis van onze organisatie is tien jaar geleden door Noud de Vreeze gepubliceerd in het boek Negentig jaar advisering over ruimtelijke kwaliteit. Keerpunten, citaten, personen. De geschiedschrijving van de laatste tien jaar gaan we dit jaar ook doen.

En met het ontstaan van het fenomeen schoonheidscommissie kwam natuurlijk overal in Nederland ook het debat over het nut en de noodzaak ervan op gang. De Haagse architect Dirk Roosenburg bijvoorbeeld was in het interbellum in Noord-Holland betrokken bij het ontwerp van de Afsluitdijk, die het directe gevolg was van de watersnood van 1916. Ook ontwierp hij de gemalen Lely en Leemans die de Wieringermeerpolder droogmaalden, en na de oorlog de gebouwen van de Velsertunnel. Roosenburg zat in de jaren twintig en dertig in de schoonheidscommissie van Den Haag, maar hij was tegelijk heel kritisch op dat instituut dat hij ook goed vanaf de andere kant van de tafel kende.

Het probleem met de schoonheidscommissie vond hij het repressieve karakter ervan. Hij adviseerde liever in een vroeger stadium, bij de architectenkeuze of nog eerder: in de architectenopleiding. Hij werkte graag in een breder team met civiel technici en waterstaatkundigen, waarbij hij de ‘esthetisch adviseur’ was.

Toch zat hij in de schoonheidscommissie, naar eigen zeggen: ‘om het ergerlijk wanstaltige te verhinderen’. Over ontwerpen van architecten die zorgvuldig te werk gingen en een goed ‘esthetisch inzicht’ hadden, zoals hij dat noemde, ging hij graag een collegiaal gesprek aan. Ontwerpen van beunhazen keurde hij zonder meer af en dan verwees hij de opdrachtgever naar een ‘deskundige kracht’. Die houding illustreert de manier waarop in die jaren geadviseerd werd: met een autoritaire toon op basis van het vanzelfsprekende gezag dat deskundigen toen nog hadden.

Wat ik maar wil zeggen: de discussie over nut en noodzaak van welstand wordt al vanaf het begin gevoerd. Toch hebben de meeste gemeenten er decennia lang voor gekozen om zich te laten adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, ook in tijden dat het niet wettelijk verplicht was. Daarmee hadden lokale bestuurders een juridisch gewaarborgde mogelijkheid om aanstootgevende bouwplannen tegen te houden en illegale bouwwerken te laten slopen. En daar hadden, en hebben, veel bestuurders behoefte aan.

Voor ons, adviseurs en werknemers van MOOI Noord-Holland geldt anno 2016 denk ik dat we verschil willen maken door het gesprek over de kwaliteit van de leefomgeving met opdrachtgevers, ontwerpers en bestuurders in een vroeg stadium aan te gaan. Het simpelweg afwijzen en goedkeuren van plannen volstond voor Roosenburg eigenlijk al niet en dat volstaat nog steeds niet. Het werkveld strekt zich inmiddels uit over alle schaalniveaus die je in onze provincie aantreft. Waar aanvankelijk de nadruk lag op het gebouw en de architectuur worden we inmiddels al vele jaren ook ingeschakeld bij het debat over het erf, de straat, de buurt, de stad en het landschap. We treden op als supervisor en praten mee over beeldkwaliteitplannen en beleid.

Grofweg sinds de eeuwwisseling organiseert WZNH lezingen, excursies, debatten, symposia, we gaan naar gemeenteraden en wethouders toe, organiseren op alle mogelijke manieren het gesprek over kwaliteit. Ook zijn tal van publicaties verschenen op initiatief van WZNH. We zetten een architectuurprijs op, de Arie Kepplerprijs, en introduceerde in 2000 de Jan Wilslezing. Een bont gezelschap van illustere sprekers is de minister voorgegaan, waaronder landschapsarchitecten Adriaan Geuze en Dirk Sijmons, de directeur van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Cees van ’t Veen en architect Francine Houben.

Alle medewerkers en adviseurs, zo’n zeventig in totaal, hebben zich, voor zover ik kan overzien (en ik draai dit jaar ook alweer tien jaar mee) altijd ongelofelijk betrokken getoond bij de organisatie en zich vol overgave ingezet voor het streven naar schoonheid. Die betrokkenheid heeft me vanaf het begin aangesproken, en ik heb me de laatste tijd wel eens afgevraagd waarom iedereen eigenlijk zo betrokken is bij de zaak? Wat drijft ons toch allemaal; niet het idee dat je voor ‘De Welstand’ werkt, volgens mij.

Ik vond een mogelijk inzicht in die kwestie kort geleden in een gesprek met een wethouder. Het is een wethouder voor wiens gemeente wij zowel erfgoedbeleid als een nieuwe welstandsnota aan het opzetten zijn.

Ik vroeg haar wat voor haar het belang was van erfgoed en ruimtelijke kwaliteit in haar gemeente. Zij legde het als volgt uit: mijn eerste belang is de bevolking van mijn gemeente. De mensen wonen hier nog graag omdat er voorzieningen zijn. Die wil ik in stand houden. Ze wonen hier ook graag omdat ze zich verbonden voelen met die mooie plek waar ze wonen. Om die voorzieningen en die verbondenheid in stand te houden, heb ik onder andere recreanten nodig, want met alleen de bewoners houden we de bakker, de horeca en die leuke boutique niet aan de gang. Maar met alle recreanten die vanuit de grote stad hier naartoe komen fietsen lukt dat wèl. Die recreanten komen voor het mooie, open landschap dat zichtbaar is vanaf de dijk, een mooi dorpje waar het erfgoed er goed onderhouden bij staat zonder gedrochten ertussen; een omgeving waar je graag naartoe gaat. Wat heb ik daarvoor nodig? Een goed erfgoedbeleid, een betrokken adviescommissie, maar ook een agrarische sector die bereid is het landschap open te houden en koeien en schapen te laten rondlopen. Die boeren moeten hier ook weer graag willen wonen en werken, dus het bestemmingsplan moet ook goed in elkaar zitten.

Alles greep voor die wethouder in elkaar. Ons werk – ruimtelijke kwaliteit, monumentenzorg, welstand – is daarbij een schakel. Zij definieerde het belang van ruimtelijke kwaliteit niet in termen van ‘dat is leuk’ en ook niet in vage termen van ‘identiteit’ alleen, hoewel dat zeker een aspect is. Zij kende andere betekenissen aan omgevingskwaliteit toe: maatschappelijke verbinding, trots eigenaarschap, een goed imago naar buiten toe, een economisch aantrekkelijk vestigingsklimaat.

Als MOOI Noord-Holland kunnen wij ons dat aantrekken. En het is één van de antwoorden op de vraag waarom de mensen van deze organisatie hier zo graag werken, denk ik.

Wat ook mee kan spelen voor veel van onze adviseurs is de meer poëtische zienswijze die Adriaan Geuze vorig jaar in Zomergasten gaf: ‘Heeft ruimtelijke kwaliteit nut? Dat is als discussiëren over de liefde. Heeft liefde nut? En kunnen we zonder?’

 

Dat is ook waarom wij in het voorjaar het project Overmooi gaan organiseren.

Een evenement van twee weken, waarin we samen met de burgers in onze provincie de collectie MOOI Noord-Holland willen opbouwen. We willen met heel verschillende partijen, van schoolkinderen tot wethouders en van monumentenzorgers tot landschapsarchitecten, het gesprek over schoonheid en omgevingskwaliteit aan gaan, op allerlei manieren op zes verschillende locaties in deze prachtige provincie.

Ik hoop velen van u daar weer te treffen.